neerlandés » alemán

stil·zwij·gen1 [stɪlzwɛiɣə(n)] SUST. nt geen pl.

stil·zwij·gen2 <zweeg stil, h. stilgezwegen> [stɪlzwɛiɣə(n)] V. intr.

1. stilzwijgen (niet spreken):

stilzwijgen

2. stilzwijgen:

stilzwijgen (ophouden met spreken)
stilzwijgen (plotseling, van schrik)

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski