neerlandés » alemán

Traducciones de „tegelijk“ en el diccionario neerlandés » alemán (Ir a alemán » neerlandés)

te·ge·lijk [təɣəlɛik] ADV.

1. tegelijk (op hetzelfde ogenblik):

tegelijk
tegelijk
niet allemaal tegelijk!
nicht so stürmisch! coloq.

2. tegelijk (in dezelfde periode):

tegelijk
zij hebben tegelijk gestudeerd

3. tegelijk (samen met iem, iets anders):

tegelijk
meerdere boeken tegelijk kopen

4. tegelijk (tevens):

tegelijk
hij is dokter en tegelijk apotheker
met honderden tegelijk

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski