neerlandés » alemán

wel·va·rend <welvarende, welvarender, welvarendst> [wɛlvarənt] ADJ.

wel·va·ren [wɛlvarə(n)] SUST. nt geen pl.

wel·be·vin·den [wɛlbəvɪndə(n)] SUST. nt geen pl.

zee·va·rend [zevarənt] ADJ.

weg·zen·den <zond weg, h. weggezonden> [wɛxsɛndə(n)] V. trans.

2. wegzenden (wegsturen, afwijzen):

3. wegzenden (ontslaan):

wel·ver·diend [wɛlvərdint] ADJ.

na·zen·den <zond na, h. nagezonden> [nazɛndə(n)] V. trans.

te·rug·zen·den <zond terug, h. teruggezonden> [tərʏxsɛndə(n)] V. trans.

2. terugzenden (weer zenden naar de plaats van herkomst):

terugzenden coloq.

3. terugzenden (terugsturen):


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski